'Pieter Boskma continueert in Mensenhand zijn epische bouwwerk, dat hij in 2002 met De aardse komedie begon en indrukwekkend voortzette met Doodsbloei (2010). Mensenhand is een relativerend afscheid van diepe rouw. Met krachtige lyriek, vol speelse allusies op klassieke voorgangers en, meer dan vroeger, onverhoeds verlucht met badinerende intermezzo's. (...) Het lijkt soms alsof Boskma in Mensenhand van het anker raakt en aan het schmieren slaat, maar dat is een misleidende manoeuvre van deze gewiekste dichter, Mensenhand is een serieuze bundel. In Doodsbloei heeft de dichter het afscheid van zijn gestorven geliefde een plaats in de poëzie gegeven, en nu moet hij verder, "Tabula rasa" graag, dus met schone lei. De leegte van het weduwnaarschap biedt volop plek aan compromissen en surrogaten, maar daarvoor kiest Boskma niet. Hij moet zichzelf herscheppen, herademen en zich met zijn nieuwe situatie verzoenen. (...) Wat er allemaal gebeurt – het is immers epische, dus verhalende poëzie –, dat laat zich in proza niet navertellen. Boskma wisselt zowel in zijn plot als in zijn verteltrant herhaaldelijk van register. Verwondering, ergernis, ongeloof en opluchting bespringen daarbij de lezer. Totdat de dichter zich indrukwekkend hervindt in de gekscherende boutade van een mier, die meedeelt dat Pieter Boskma zich heden heeft "verzoend met alle levende / en ook alle dode dingen, / met de fopneus en de klapsigaar, / de kolder en de horeca, de euforie, / de hernia, roept u maar, roep het / bij zijn allerdiepste naam".' (fragmenten juryrapport)
Ida Gerhardt Poëzie Prijs 2014
Pieter Boskma
Jury: Wim Brands, Arie van den Berg