‘“Hij rende weg, maar ontkwam niet”. Zo luidt de eerste regel van Graf te Blauwhuis, het klassieke gedicht van Gerard Reve. Het zijn woorden die van toepassing zijn op Maris Coppoolse, het centrale karakter in Zwarte schuur, de vijfde roman van Oek de Jong. In Coppoolses jeugd op het Zeeuwse platteland vindt er een gebeurtenis plaats die hem en zijn latere werk als kunstenaar ingrijpend zal beïnvloeden: in zijn nabijheid sterft een meisje en het lijkt er op dat Maris daar schuldig aan is. Het gezin Coppoolse vertrekt uit het dorp, maar Maris zal tijdens zijn leven in zekere zin altijd een vluchter blijven, iemand die er niet in slaagt om de dood van het meisje definitief achter zich te laten. Zwarte schuur is een roman over de draagwijdte van schuld, maar ook over het trauma van een veronderstelde dader, van iemand die gestempeld door het leven gaat. Met zijn geconcentreerde, sterk psychologische aanpak heeft Oek de Jong een mens en een decor neergezet die de lezer moeiteloos opeisen en dwingt hem daarmee om na te denken over de dunne lijn tussen seksualiteit en agressie, mannelijke identiteit en de al dan niet genezende kracht van kunst.’ (fragment juryrapport)
Boekenbon Literatuurprijs 2020
Oek de Jong
Jury: Jan Dertaelen, Sofie Gielis, Sebastiaan Kort, Daan Stoffelsen, Jeroen Vullings