De jury over Jaja de oerknal, de beste Nederlandstalige dichtbundel van de afgelopen vier jaar geschreven door een vrouw: ‘Barnas gebruikt poëzie als mogelijkheid om ergens een doek van woorden overheen te gooien. Elk gedicht is een poging om iets vluchtigs even stil te zetten, te bewaren, documenteren. Haar in die exercitie te volgen is een groot genoegen. (…) In het talige universum van Barnas kan alles een nieuwe plaats krijgen, past een oerknal in een mensenmond, kunnen mannen stromen en vrouwen meanderen, kan de ”o” geproefd worden als een soort toverbal des doods… Poëzie geschreven met de schepping op de tong. En dan toch zo licht dichten, zo weinig last hebben van de zwaartekracht, en toch zo beeldend schrijven: deze bundel dwingt bekroning af.’
Anna Bijns Prijs 2014
Waar de dichter leest
De bladertooi in het hoofd van de dichter
is bonter en voller dan die van de windstille
boom die verstrekkend staat te branden
in het raam en ik kan zeggen dat ons weten
niet tegen branden is opgewassen.
De woordenstruik krijgt geen ruimte
waar de dichter leest en de wind
in dit land waar geen wind waait
maakt de zaal licht ontvlambaar.
(Wat knikken de koppen van slaap.)
Zet de kleurige kelken op het behang
die stromen in de dichter als tranen
met tuiten in lichterlaaie. Kan het raam nu open?
Straks missen we het zuchtje.
Maria Barnas
Uit Jaja de oerknal