© Foto Francesca Patella
Het A. Roland Holst Fonds roemt de flexibiliteit van Guus Janssen als improvisator, zijn gedrevenheid als componist en uitvoerend musicus en zijn nieuwsgierigheid naar nieuwe muziekvormen en combinaties van genres. 'Janssen dwingt respect af door zijn onvermoeibare zoektocht waarin hij grenzen slecht tussen de meest uiteenlopende muziekstijlen. Zo experimenteert hij met jazz, lichte muziek, video en microtonaliteit. Hij schrijft stukken voor orkest, opera, kamermuziek en big band en weet zich daarbij gesteund door topmusici uit binnen- en buitenland. Daarnaast leidt hij zijn eigen ensembles, waarvoor hij de meeste muziek schrijft. Janssens muziek is grillig, ontregelend en rusteloos en klinkt nooit routineus. In zijn gecomponeerde stukken worden vaak improvisatiemomenten voorgeschreven. Hij heeft een voorliefde voor het gemankeerde, de hapering. Soms zoekt hij bewust naar handicaps voor de uitvoerende musici, om de virtuositeit te doorbreken. Het resultaat is muziek die zichzelf voortdurend relativeert en nooit verzandt in zwaarwichtigheid. Als componist werkt hij meestal nauw samen met de uitvoerenden, om de kloof tussen compositie en uitvoering zo klein mogelijk te houden. Zijn muziek klinkt vrij, en tegelijkertijd exact. Alsof ze ter plekke ontstaat en niet is bedacht: componeren met de schijn van de losse pols. Ook is hij sober, zoekt hij het niet in de overdaad aan emoties. De ontroering zit in de details, de spannende klankcombinaties en ritmiek. Zelf zegt hij "muziek te willen schrijven die een open, onbevangen oor heeft voor alle muzieken om ons heen"…' (fragment juryrapport)