Tzum-prijs

Lezers van de literaire weblog Tzum kunnen hun favoriete zin uit een verhalend Nederlands prozawerk nomineren voor de kleinste prijs van Nederland, een deskundige jury wijst de uiteindelijke winnaar aan. Deze ontvangt een bedrag in euro's dat gelijk is aan het aantal woorden in de zin, en een beker. Iedereen mag onbeperkt inzenden via de website van Tzum.

Vanaf 2022 wordt deze prijs niet meer uitgereikt.

 

winnaars

2021 Lieve gunsteling, ik zeg het je maar meteen: ik had je in dat steilorige hoogseizoen als een zweer met een hoefmes uit de klauwlederhuid moeten verwijderen, ik had ruimte moeten maken bij de tussenklauwspleet zodat mest en vuil ertussenuit zouden vallen en niemand je kon infecteren, misschien had ik je enkel wat moeten pellen en bijschaven met de slijper, je moeten reinigen en droogwrijven met wat zageling. (Marieke Lucas Rijneveld, Mijn lieve gunsteling)

2020 En hier ben ik, kruipend naar die plek die tot vandaag zijn angstparfum van gele orchidee, passiebloem en mest uitwasemt, in een poging te aanschouwen wat ik daar geweest ben: het laatste poppetje in de matroesjka, met de scheef geschilderde kommaoogjes, het poppetje dat je niet kan openen. (Manon Uphoff, Vallen is als Vliegen)

2019 Ik lijk op een houtworm die na een verkeerde beweging ruggelings uit het dak van de Oude Kerk in Amsterdam valt: in het vallen ontvouwen de kruisribben zich aan hem tot een lang omgekeerd schip, terwijl hij daarvoor niet wist dat er meer bestond dan het stuk plank waarin hij en zijn voorvaderen zwoegden voor hun dagelijks brood. (Tonnus Oosterhoff, Een kreet is de ramp niet)

2018 Zou deze stad op een andere breedtegraad liggen, in een ander landschap, met een andere stand van de zon, zonder de ellenlange grijze maanden van regen, mist en grauwheid, niet op deze schrale moerasgrond staan, in de bodem waarvan de botten liggen van de ontelbare stakkers die hun leven bij de bouw ervan hebben gelaten, maar op een rots, te midden van fraaie glooiende heuvels, met de zwartinkten silhouetten van olijfbomen en cipressen, dan zou Sint-Petersburg met zijn grande armée van mintgroene, zachtroze, bosbesrode en geel gesausde pleisterwerkgevels Florence met gemak naar de kroon steken. (Pieter Waterdrinker, Tsjaikovskistraat 40)

2017 Mijn ouders zijn nooit pilaarbijters geweest, vooral mijn vader had enkel minachting voor al die lijkbidders in een kerk die devoot met hun handen boven de lakens sliepen en die de soutanedrager achter het altaar beschouwden als hun genadeloze gids in de zoölogie van de lusten. (Jeroen Olyslaegers, Wil)

2016 Ze ging naar bed met jongens op de manier waarop ze vroeger boeken las: omdat ze het gevoel had dat het van haar werd verwacht, niet omdat ze er zelf veel bijzonders van verwachtte. (Yves Petry, Liefde bij wijze van spreken)

2015 Jouw kapsel, voor zover dat nog een kapsel mocht worden genoemd, had veel weg van zo'n in die dagen in zwang rakende ecologische tuin, waarin elke menselijke ingreep als een misdaad tegen de natuur werd beschouwd. (Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut)

2014 Het was het witte uur na het middagmaal, de blanke pagina waarop hooguit iets met potlood wordt gekriebeld in geheimschrift, iets om onmiddellijk weer uit te gummen zodra de rolluiken omhoog worden getrokken en het leven opnieuw zwart op wit een aanvang neemt met bonnetjes, bestellingen en bezwaarschriften. (Ilja Leonard Pfeijffer, La Superba)

2013 Het was dinsdagavond kwart voor acht en een van de laatste dagen van oktober in het roemruchte stervensjaar van de gulden, dat schitterende, harde betaalmiddel met zijn waaier van kleurige biljetten als de staart van een paradijsvogel, dat met goedvinden van de kroon door de directeur van De Nederlandsche Bank verkwanseld werd voor een grauwe eenheidsmunt waar er al zoveel van zijn en die de ‘euro’ wordt genoemd. (Anton Valens, Het boek Ont)

2012 Ik zou mijn moeder nog wel eens in die dikke Velsense vissersneus van haar willen knijpen, een neus die van geen ophouden wist, in tegenstelling tot mijn moeders nieren, die het begaven onder de druk van alle medicijnen – nu ja, niet echt knijpen, want een beetje zoon die knijpt zijn moeder niet, die eert het wijf dat moeder heet, maar die dikke kokkerd van een gok van haar, dus, tussen mijn wijs- en middelvinger en duim pakken, zoals ik vroeger vaak deed, om te plagen, als een soortement van liefkneuzing, dat zou ik graag nog eens een keertje doen. (L.H. Wiener, Shanghai Massage)

2011 Hij was verpieterd op de kamer die hij huurde bij zijn oudtante in Overvecht, een buitenwijk met asbestflats, ‘dreven’ in plaats van ‘straten’, en een eigen station met twee sporen om op te gaan liggen. (Peter Buwalda, Bonita Avenue)

2010 Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand. (Tom Lanoye, Sprakeloos)

2009 Ik volg de cadans van mijn handschrift en zoek naar de in letters gestolde, kwezelachtige wellust van het meisje dat ik ooit geweest moet zijn, het wicht dat op de drempel van haar adolescentie haar schriftuur even strak aantrok als de dunne lederen veters waarmee ze haar laarsjes dichtreeg – hoe ze het vlees van het woord in de baleinen van de zinsbouw dwong, tot haar eigen lijf vol striemen stond en ze naar uitbraak verlangde. (Erwin Mortier, Godenslaap)

2008 Misschien had het mes gebloosd omdat een hand het dwong in het geniep te doden, in het donker achter jaspanden, die zelfs de bloedblos nog aan het oog onttrokken. (A.F.Th. van der Heijden, Mim)

2007 Al stond in het centrum van het huis een kachel als uit de machinekamer van een stoomschip en stortte ik deze vol kolen en hout uit het bos, ze verspreidde geen warmte, – zoals er ook van mij, volgestort met het witte water van de firma Bols, niet echt meer iets constructiefs uitging. (Jeroen Brouwers, In het midden van de reis door mijn leven)

2006 De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat níemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet. (Tommy Wieringa, Joe Speedboot)

2005 Trekt ie daaropvervolgends z’n broek naar omlaag, gaat met die harige aars van hem boven de chili hangen en zet ie me daar toch z’n dikke darm open dat Noach kon fluiten naar berg Ararat. (Ilja Leonard Pfeijffer, Het grote baggerboek)

2004 Oom Bram was een hartstochtelijk fietser en maakte eens per jaar een busreis met de senioren van het waterleidingbedrijf, dus je kon onmogelijk beweren dat zijn blikveld beperkt was. (Stijn Aerden, Met de hele familie en Koen)

2003 Wij mochten op vrije zaterdagmiddagen bij louche verkopers minachtend tegen de banden schoppen, terwijl mijn vader onder de motorkap keek of de problemen die zich zouden kunnen voordoen met touw waren op te lossen. (Doeschka Meijsing, 100% Chemie)

2002 Soms had ze er toch een beetje spijt van dat ze geen feng-shui, tai chi, macrobiotiek of biseksualiteit gekozen had voor haar spirituele groei. (Paul Mennes, Poes, poes, poes)

Deel deze pagina